Prinsjesdag 2023: Maatregelen voor ondernemers en ondernemingen
oktober 6, 2023Prinsjesdag 2023: De belangrijkste wijzigingen in de autobelastingen
oktober 6, 2023Prinsjesdag 2023: maatregelen (vermogende) particulieren en directeur-grootaandeelhouders
Nu moeten deze uiteraard nog aangenomen worden door de Tweede en de Eerste Kamer, dus het is niet 100% zeker dat ze doorgaan. Onderstaand de belangrijkste wijzigingen alvast op een rij:
Voorstel met betrekking tot inkomstenbelasting (Box 1)
Reparatie in eigenwoningregeling bij verhuisregelingen voor partners met een eigenwoningverleden
Op basis van de huidige wetgeving maakt het in bepaalde situaties uit of de oude woning wordt verkocht voordat of nadat de nieuwe woning wordt gekocht en bewoond. Afhankelijk van de volgorde kan er een verschil in de belastingheffing ontstaan als één of beide fiscale partners een eigenwoningverleden heeft. Dit verschil is niet beoogd. De voorgestelde wijziging wordt daarom met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2022 ingevoerd.
Verlaging mkb-winstvrijstelling
De mkb-winstvrijstelling is een aftrekpost op de belastbare winst. De vrijstelling is een percentage van de behaalde winst uit één of meer ondernemingen. Het kabinet stelt voor het percentage van de vrijstelling te verlagen van 14% naar 12,7%.
Afschrijvingsbeperking gebouwen in de inkomstenbelasting
Afschrijven op een gebouw is alleen mogelijk als de boekwaarde hoger is dan de bodemwaarde van het gebouw. In de inkomstenbelasting bedraagt de bodemwaarde voor gebouwen in eigen gebruik 50% van de WOZ-waarde. Voor belastingplichtigen in de vennootschapsbelasting met een gebouw in eigen gebruik geldt de WOZ-waarde als bodemwaarde. In de opgenomen wijziging wordt het verschil weggenomen en gaat ook voor gebouwen in eigen gebruik in de inkomstenbelasting de WOZ-waarde als bodemwaarde gelden. Voor alle gebouwen die als bedrijfsmiddel worden gebruikt, geldt de afschrijving tot maximaal de WOZ-waarde.
Voorstellen met betrekking tot inkomstenbelasting (Box 2)
Conserverende aanslag – Wet excessief lenen
De Wet excessief lenen bij eigen vennootschap is van kracht geworden op 1 januari 2023. In essentie houdt deze wet in dat wanneer een aanmerkelijkbelanghouder meer dan €700.000 (het drempelbedrag) leent van zijn eigen vennootschap, het overschrijdende deel wordt belast als een fictief regulier voordeel in box 2. Vanaf 1 januari 2024 bedraagt het box 2-tarief 24,5% tot een box 2-inkomen van €67.000 en 31% voor het inkomen daarboven.
Wanneer een aanmerkelijkbelanghouder emigreert kan er een conserverende belastingaanslag opgelegd worden. Voor deze conserverende aanslag kan uitstel van betaling worden verleend. Als na emigratiedatum sprake is van een fictief regulier voordeel uit aanmerkelijk belang – omdat het drempelbedrag is overschreden – dan zal deze conserverende aanslag gedeeltelijk worden ingevorderd voor zover er geen heffingsmogelijkheid onder het desbetreffende belastingverdrag mogelijk is.
Onder de huidige wetgeving wordt de conserverende aanslag tevens ingevorderd als na emigratiedatum bovenmatig wordt geleend van een nieuw verkregen aanmerkelijk belang in een vennootschap. Hierdoor is het mogelijk dat inkomen dat buiten de reikwijdte van de opgelegde conserverende aanslag valt, gevolgen heeft voor het invorderen van de conserverende aanslag.
Dit gevolg is niet beoogd en wordt met de wijzigingen uit het Belastingplan 2024 gerepareerd. Hierin is namelijk vastgelegd dat invordering van de conserverende aanslag alleen dient plaats te vinden voor zover direct of indirect bovenmatig wordt geleend van vennootschappen waarvan aan de belastingplichtige uitstel van betaling voor de conserverende belastingaanslag is verleend. Tevens mag een schuldtoename niet reeds eerder hebben geleid tot intrekking van het uitstel van betaling.
Afschaffing dienstbetrekkingseis voor de doorschuifregeling in de inkomstenbelasting (DSR)
De dienstbetrekkingseis voor de doorschuifregeling in de inkomstenbelasting (DSR) wordt op basis van het wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024 afgeschaft. Op dit moment kan bij schenking slechts gebruik worden gemaakt van de DSR als de verkrijger gedurende 36 maanden voorafgaand aan het tijdstip van de verkrijging in dienstbetrekking was bij de vennootschap (bij overgang door overlijden geldt de dienstbetrekkingseis niet). Het voorstel is om deze dienstbetrekkingseis vanaf 2025 af te schaffen.
Voorstellen met betrekking tot inkomstenbelasting (Box 3)
Verhoging box 3-tarief en niet indexeren heffingsvrij vermogen
Het kabinet wil het huidige tarief in box 3 van 32% verhogen naar 34% in 2024. In 2025 blijft het tarief 34%. Het voorstel wijkt daarmee af van het Belastingplan 2023 waarin werd voorgesteld het tarief jaarlijks met 1% te verhogen tot 34% in 2025. Voorts wordt voorgesteld het heffingsvrij vermogen niet te indexeren met ingang van 1 januari 2024. Het heffingsvrij vermogen blijft daardoor €57.000 (€114.000 voor fiscale partners gezamenlijk).
Box 3: aandelen in de VvE en geld op een derdengeldenrekening scharen onder banktegoeden
Het kabinet stelt voor om twee extra vormen van vermogen te behandelen zoals banktegoeden. Het gaat om het aandeel in het vermogen van de Vereniging van Eigenaren (VvE) en het vermogen dat op een derdengeldenrekening van een notaris of deurwaarder staat. Momenteel vallen deze vermogensbestanddelen in de categorie ‘overige bezittingen’. De aanpassing zal gelden met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2023.
Box 3: defiscaliseren onderlinge vorderingen en schulden bij partners en minderjarige kinderen
Het kabinet stelt voor om onderlinge vorderingen en schulden tussen fiscale partners en tussen ouders en minderjarige kinderen niet langer aan te merken als vermogensbestanddelen die in de heffing van box 3 worden betrokken. Deze hoeven dan niet meer opgegeven te worden in de belastingaangifte. Voorgesteld wordt om deze aanpassing met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2023 te laten gelden.
Voorstellen met betrekking tot de schenk- en erfbelasting
Vrijstelling bedrijfsopvolgingsregeling (BOR)
Op basis van het wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024 wordt de vrijstelling voor de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de schenk- en erfbelasting vanaf 2025 gesteld op 100% over de goingconcernwaarde van de desbetreffende onderneming tot €1,5 miljoen (op dit moment circa €1,2 miljoen) en 70% (op dit moment 83%) over het meerdere aan ondernemingsvermogen.
Mogelijke versoepeling bezits- en voortzettingseis BOR
Deze maatregel is volgens het demissionair kabinet complex en vraagt om meer tijd voor een gedegen uitwerking en wordt om die reden opgenomen in het Belastingplan 2025 met als beoogde inwerkingtredingdatum 1 januari 2026.
Tegengaan constructies oneigenlijk gebruik BOR
Er wordt overwogen hoe constructies tot oneigenlijk gebruik van de BOR kunnen worden tegengegaan. Construerend gedrag kan plaatsvinden via zogeheten ‘rollatorinvesteringen’ en via ‘dubbel-BOR’. Bij zogeheten ‘rollatorinvesteringen’ vormen vermogenden hun niet ondernemingsvermogen zodanig om, dat dit wordt gekwalificeerd als ondernemingsvermogen. Hierbij wordt gedacht aan het verlengen van de bezitstermijn voor een erflater en schenker die de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt. Verder is het demissionair kabinet voornemens om toepassing van de BOR uit te sluiten voor zover een onderneming eerder al in het bezit is geweest van de verkrijger (‘dubbel BOR’). Deze maatregel is volgens het demissionair kabinet complex en vraagt om meer tijd voor een gedegen uitwerking en wordt om die reden opgenomen in het Belastingplan 2025 met als beoogde inwerkingtredingdatum 1 januari 2026.
Voorstellen voor zowel de inkomstenbelasting (box 2) als de schenk- en erfbelasting
Afschaffing doelmatigheidsmarge in de DSR en BOR
De doelmatigheidsmarge in de DSR en BOR wordt op basis van het wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024 afgeschaft. Op dit moment geldt een franchise voor beleggingsvermogen van 5% van de waarde van het ondernemingsvermogen in de DSR en BOR. Het voorstel is om deze franchise af te schaffen zodat voor beleggingsvermogen in het geheel geen gebruik meer gemaakt kan worden van de DSR en BOR. Voor de BOR is afschaffing per 2025 uitgangspunt. De doelmatigheidsmarge voor de DSR wordt op een later moment afgeschaft.
Keuzevermogen binnen de onderneming
Keuzevermogen binnen de onderneming kwalificeert op basis van het wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024 vanaf 2025 slechts voor de DSR en BOR voor zover deze gemengde bedrijfsmiddelen daadwerkelijk binnen de onderneming worden gebruikt. De maatregel zal van toepassing zijn op bedrijfsmiddelen die:
-Meer waard zijn dan € 100.000; en
-Voor meer dan 10% voor privédoeleinden worden gebruikt.
Verhuur vastgoed als niet kwalificerend beleggingsvermogen voor DSR en BOR
Vastgoed dat wordt verhuurd aan derden wordt in lijn met de aankondiging op Prinsjesdag 2022 in het wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024 per 2024 standaard aangemerkt als niet kwalificerend beleggingsvermogen voor toepassing van de DSR en BOR. Een en ander wordt bepaald via een feitelijkgebruiktoets én een oogmerktoets. Aangegeven is dat onroerende zaken voor zover die worden gebruikt voor de eigen bedrijfsuitoefening (binnen het eigen concern) in beginsel niet vallen onder deze vastgoedmaatregel.
Beperking toegang DSR en BOR tot reguliere aandelen
De toegang tot de DSR en BOR wordt beperkt tot reguliere aandelen die volledig meedelen in de winstgerechtigdheid en liquidatieopbrengst met een belang van ten minste 5%. De huidige verwateringsregeling en uitzonderingen voor preferente aandelen in het kader van gefaseerde bedrijfsopvolging blijven van toepassing. Deze maatregel is volgens het demissionair kabinet complex en vraagt om meer tijd voor een gedegen uitwerking en wordt om die reden opgenomen in het Belastingplan 2025 met als beoogde inwerkingtredingdatum 1 januari 2026.
Minimumleeftijd voor bedrijfsopvolger(s)
Op basis van het wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024 wordt in samenhang met afschaffing van de dienstbetrekkingseis voor de DSR voorgesteld vanaf 2025 een minimumleeftijd van 21 jaar in te voeren voor bedrijfsopvolger(s). Voor bedrijfsopvolging in geval van overlijden stelt het demissionair kabinet geen leeftijdsgrens voor.